Boeddhisme

Het boeddhisme is een levensbeschouwelijke en religieuze stroming die volgens de overlevering werd gesticht door prins Siddharta Gautama, de ‘historische Boeddha’, die in de 6e en 5e eeuw v.Chr. leefde in het noorden van India. Siddharta Gautama wilde weten waarom er verdriet in de wereld bestond. Daar kon hij niet achterkomen als rijk en machtig man.Dus zegde hij zijn vorstenleven vol pracht en praal vaarwel en werd hij een bedelende monnik. Na jarenlange omzwervingen zat hij onder een boom en opeens wist hij waarom verdriet bestond en hoe je er een eind aan kon maken. Vanaf dat moment noemde hij zichzelf Boeddha.

Boeddhisme ontstond uit en als reactie op stromingen binnen het vroege hindoeïsme. Boeddhisten gebruiken de leer van Siddharta Gautama als leidraad voor hun leven. Zij geloven bevrijd te kunnen worden uit de cirkel van wedergeboorten door het volgen van de door de Boeddha onderwezen ’middenweg’. De belangrijkste aspecten van deze middenweg zijn het uitbannen van alle materiële verlangens, het zich ethisch gedragen, en het ontwikkelen van de geest.

Hoewel het in India zelf geleidelijk verdwenen is, heeft het boeddhisme zich over andere delen van Azië verspreid. Het heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Zuidoost- en Oost-Azië en op de ontwikkeling van de cultuur en samenleving in die gebieden. Recenter heeft het in het Westen (Europa, Noord-Amerika) aanhang gevonden. Tegenwoordig telt het boeddhisme wereldwijd ongeveer 45 miljoen aanhangers.
Feitelijk zijn er net zo veel boeddhistische stromingen als er mensen zijn. Het ‘boeddhisme’ is ook een typisch westerse term; ten tijde van de historische Boeddha, en in Azië nu nog steeds, kent men het begrip ‘boeddhisme’ helemaal niet. Daar praat men over de Dharma oftewel de leer van de Boeddha.

Ondanks allerlei accentverschillen in vorm, onderricht en rituelen worden er vier karakteristieke kenmerken onderscheiden die in elke stroming aanwezig zijn.
Het eerste kenmerk is het inzicht dat alles vergankelijk is en niets blijft. Dat heeft te maken met het tweede kenmerkende inzicht, dat de dingen geen zelfstandige aard hebben. Alles is met elkaar verbonden en werkt op elkaar in en is in continue staat van verandering en wording. Omdat mensen  dit niet altijd zo ervaren kennen ze de dingen een eigen bestaan toe en op basis daarvan ontwikkelen ze een voorkeur voor het een en afkeer van het ander. Daardoor ontstaat er frictie in hun leven, de dingen gaan schuren, ze lopen vast. Oftewel ze ervaren het leven als moeizaam en als lijden, het derde algemene kenmerk van het boeddhisme. Gelukkig leerde de Boeddha mensen een weg uit dit lijden; er is een andere manier om naar de werkelijkheid te kijken en ermee om te gaan. Mensen leren om uit de eindeloze maalstroom van hun egocentrische gedachten en handelingen te stappen en treden als het ware een nieuwe werkelijkheid binnen. Een werkelijkheid die ook wel bekend staat als nirvana, het vierde kenmerk van het boeddhisme.

Die vier kenmerken van het Boeddhisme wordt ook wel de vier edele of nobele waarheden genoemd. Deze vier waarheden beschrijven het lijden, de oorzaak hiervan, de mogelijkheid om er van verlost te worden, en de weg om deze verlossing te bereiken. Deze waarheden worden soms ook geformuleerd in termen van de aanwezigheid of afwezigheid van geluk en de oorzaak daarvan.
De vier nobele waarheden in de klassieke definitie zijn:
1. er is lijden en ontevredenheid in het leven
2. er is een oorzaak voor dit lijden: verlangens
3. er is een einde aan dit lijden mogelijk
4. en er is een weg die hier naartoe leidt.
De begrippen 'lijden' en 'verlangen' hebben in het westen een concrete betekenis. Bij lijden denken we aan zaken als ziekte, verlies, wanhoop. Met verlangen bedoelen we in het westen over het algemeen het verlangen naar concrete zaken, zoals een groter huis, veel geld of macht en aanzien. In het boeddhisme hebben deze begrippen een bredere en subtielere betekenis. Lijden (dukkha) betekent dat het leven onvolmaakt is. Dit leidt tot tanha (dorst), het verlangen dat de zaken anders zijn dan ze zijn.

Is het verlangen (de begeerte) bij het sterven nog niet geheel uitgeblust, dan neemt men bij het scheiden van de ene bestaansvorm een nieuwe gedaante van bestaan aan, die bepaald wordt door het karman, de som van alle goede en slechte daden en gedachten tijdens het aardse bestaan.


 

DOE MEE, DOEMYANMAR